Zomercolumn #5: Kwispie's utopie

Aangrenzend aan onze tuin ligt het land van boer Gert. Zijn schapen hebben grote aantrekkingskracht op zowel ons als op bezoekende vrienden. Blijkbaar is uitzicht hebben op zo'n kudde grazende pluizenbollen een utopie voor 'grachtengordeldieren'. Regelmatig lopen we naar het hek om te kijken hoe ze erbij staan. Zwanger, dachten wij. Maar hier werden we op het dorpsfeest (zie de column van 9 augustus 2018) rijkelijk om uitgelachen door de boer en zijn vrouw. Het bleken paplammeren; lammetjes grootgebracht met de fles. Als we wilden mochten we dat hek wel openzetten, dan kunnen ze onze tuin in.

buitenserie#5.jpg

Kwispie's utopie

Scenarioschrijfster Anne Barnhoorn (36) verhuisde onlangs van de stad naar een piepklein dorp en schrijft daar deze zomer over. Deze week: als er eindelijk een lammetje over de dam is, overspoelt de kudde van boer Gert de tuin.

Dat hek gaat wagenwijd open. Met uitnodigende gebaren proberen we de lammetjes te lokken. Helaas maken ze geen enkele aanstalten te komen buurten. Door ons geaaid worden zien ze al helemaal niet zitten. Bij de minste toenadering stuiven ze massaal weg. "Ze voelen dat we te graag willen," concludeer ik. "Laten we hard to get doen." Het hek blijft open, maar we besteden geen aandacht meer aan de lammetjes. Nou ja, die steelse blik die we om de minuut op ze werpen daargelaten. Zijn ze er al? Nee.

Een paar dagen later sta ik voor het eerst van mijn leven een heg te snoeien. Net als ik voorover gebukt het resultaat sta te bewonderen (ik heb talent, al zeg ik het zelf) krijg ik een dwingende duw tegen mijn kont. "Ja, haha," sneer ik, ervan uitgaande dat het mijn vriend is die lollig doet. Maar als ik me omdraai, kijk ik in de ogen van een lammetje. Al kauwende kijkt ze me aan. "Oh, hallo," stamel ik sulig.

Nieuwe vriendin

Als een kat die geaaid wil worden, schuurt het lammetje haar kop tegen mijn been. Voorzichtig kriebel ik haar onder de kin. Genietend drukt ze haar, enigszins naar poep riekende lijf, tegen me aan. Mijn vriend, die komt aanlopen, laat op slag de kruiwagen in zijn handen los. Met een tred waarin de gretigheid het van de voorzichtigheid wint, snelt hij onze kant op. Samen krabben we onze nieuwe vriendin achter haar oren. Omdat ze daarbij zo gezellig kwispelt, noemen we haar Kwispie.

Nu Kwispie over de spreekwoordelijke dam is, volgen haar vriendinnen in rap tempo. Een uur later staan ze met z'n zessen van de berg snoeiafval te smikkelen. Een dag later zijn ze met z'n tienen. Niemand stuift nog weg als we langslopen. Kwispie is echter de enige die geaaid wil worden. Boer Gert, die ons midden in een knuffelsessie aantreft, tikt geamuseerd tegen zijn voorhoofd. "Vinden jullie dit nou zo leuk?" Beetje gênant, maar ja, dit vinden wij dus echt héél érg leuk. Dat we een van zijn schapen een naam hebben gegeven, houden we maar voor onszelf.

Twee dagen later worden we wakker van meerstemmig geblaat. In onze tuin treffen we de complete schapenkudde aan. Minstens twintig exemplaren staan onze bloemen te herkauwen. Een lange rij vachtjes staat de door mij zo kundig gesnoeide heg leeg te eten. Onze nieuwe appelboom is al helemaal kaal. Bovenop de composthoop staan drie schapen van onze restjes te snoepen. Eentje trekt balancerend op zijn achterpoten de treurwilg leeg. Plakkaten kak ontwijkend banen we ons een weg door de tuin, die nu meer op een platgelopen festivalterrein lijkt. We voelen ons dom. Heel dom. Wat hadden we dan verwacht? Een van de lammetjes maakt zich los uit de rij bij de heg. Het is Kwispie. Enthousiast komt ze op ons af voor een knuffel.

Paradijs

Oké. De lammetjes moeten weer weg. Zo schuw als ze waren, zo brutaal zijn ze nu. Deze dieren hebben van het paradijs geproefd en zijn niet van plan dit alweer te verlaten. Het kost een uur om ze met onze geïmproviseerde hoed- en drijftactieken de tuin uit te werken. Besmeurd en bekrast sluiten we het hek achter ze. Om vervolgens te zien dat de kudde zich tien meter verderop door een zwak stuk gaas heen beukt en doodleuk onze tuin weer in marcheert.

Bij het tuincentrum kopen we een schapenhek. Mijn vriend slaat het langs het bestaande hek in de grond. Boer Gert is aan het werk op zijn land en kijkt even. Hij zegt niets, maar knikt ons met een glimlach van verstandhouding toe. Dankbaar voor het uitblijven van commentaar glimlachen we terug.

De volgende ochtend lopen we zoals eerst naar het hek om bij de schaapjes te kijken. Kwispie komt meteen aangedribbeld. Het kan natuurlijk niet, maar we menen in haar ogen teleurstelling te zien. Door het hek heen knuffelen we haar. Sorry Kwispie. Het ligt niet aan jou, het ligt aan ons.